Notizen zu dieser Person
. Hij was 1e luitenant in Oost Indische leger. Hij is gepensioneerd in 1897, na bevordering tot kapitein. In 1898, tijdens de audientie op het Malieveld, die plaatsvond na de kroning van Koningin Wilhelmina, werd hij Ridder der Militaire Willemsorde. Deze onderscheiding kreeg hij, omdat hij tijdens de Lombok oorlog het commando had overgenomen, toen zijn kapitein was gesneuveld. Wel liep hij zelf tijdens deze oorlog een schot onder zijn knie op, waardoor hij de rest van zijn leven mank zou lopen. Zijn been was als gevolg van de schotwond 6 cm korter geworden, en de wond zou uiteindelijk pas in 1922 dicht gaan. Na terugkeer in Nederland werd hij directeur van N.V. stoombootmaatschappij "Fop Smit & Co" in Rotterdam. Op 9 oktober 1876 (op 7 jarige leeftijd) kreeg hij bij Koninklijk Besluit toestemming om ter Bruggen voor zijn achternaam te zetten. Volgens de overleveringen zou Henrica Fockema, echtgenote van Isaäc Theodorus ter Bruggen Hugenholtz (1801-1871) aan 2 dames Hugenholtz aangeboden hebben om voor de eerste zoon die geboren zou worden, de kosten te dragen voor het wijzigen van de naam in “Ter Bruggen Hugenholtz”. Aldus geschiede.