Notizen zu dieser Person
In 1823 kreeg hij toestemming om de naam ter Bruggen voor zijn naam te zetten. Hij werd voor de zeedienst opgeleid aan het Nieuwediep, werd adelborst eerst klasse op 21 december 1822, luitenant ter zee tweede klasse in 1826 en luitenant ter zee eerste klasse op 5 april 1834. Hij heeft voor zijn aandeel in de gevechten voor Zeeland en voor Antwerpen de Militaire Willemsorde gekregen. Nadat hij op verzoek eervol ontslag had gekregen, vestigde hij zich in Dokkum en kwam daar in de zaak van zijn zwagers. Hij werd tot lid van de raad van Dokkum gekozen in oktober 1846. Zijn medeleden kozen hem in op 1 juni 1847 tot lid van de Provinciale Staten van Friesland. Op 16 december werd hij tot lid van de tweede kamer voor het district Dokkum gekozen, waardoor zijn lidmaatschap voor de Provinciale Staten verviel. In de jaren dat hij kamerlid was heeft hij zeer veel -in het bijzonder over zijn vak- gesproken. Hij was een echte Thorbeckiaan en deze gebruikte hem wel eens als er iets op harde wijze tegen de tegenpartij gezegd moest worden. De volgende passage is mij niet duidelijk, tenzij hij Katholiek was. Een katholieke Hugenholtz ben ik echter nog nooit tegen gekomen. Het was merkwaardig dat de golf van anti-katholicisme, die in april 1853 bijna over het hel protestantse deel van Nederland ging, zich niet het district Dokkum, waar naar verhouding juist weinig Katholieken woonden, uitgestrekt heeft, zodat hij op 17 mei 1853 met vrij grote meerderheid herkozen werd. Op 17 mei 1853 werd hij met vrij grote meerderheid herkozen. Hij verzette zich bij de behandeling van de staatsbegroting van 1854 tegen het denkbeeld van zijn medelid, admiraal Rijk, dat Nederland zijn overwicht op zee van twee eeuwen geleden moest proberen te herwinnen. Hugenholtz zei, dat wij ons moeten bepalen tot de tweede rang en onze vloot in hoofdzaak op de verdediging van Nederland en zijn koloniën berekend moest zijn. Hij heeft eens een zeer belangrijke invloed uitgeoefend, door het voorstellen van een amandement op het 12e hoofdstuk van de staatsbegroting van 1862 (over onvoorzien uitgaven), over een vermindering daarvan met ¦50.000. De duidelijke bedoeling van dit amandement was: wantrouwen in het kabinet uit te drukken. Enkele hoofdstukken, vooral die van Van Tets (financiën) waren met geringe meerderheid aangenomen, dat van Van Heemstra (binnenlandse zaken) werd verworpen omdat velen vonden dat hij de schoolwet van Van der Brugghen in te liberale zin uitvoerde. Uiteindelijk waren de conservatieven niet tevreden over Loudon (minister van koloniën), die de liberale Gouverneur-Generaal Sloet had voorgedragen. Het gevolg was dat het amendement met 37 tegen 25 werd aangenomen en het kabinet ontslag vroeg, terwijl er nu in plaats van een zeer gematigd een vooruitstrevend liberaal kabinet onder leiding van Thorbecke optrad. Dit was niet voorzien door de conservatieve voorstemmers. Op 1 februari 1865 werd Hugenholtz benoemd tot lid van de Raad van State en bleef dit tot hij in Den Haag overleed. Hij was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ze hebben geen kinderen gehad.
Gerard
Hugenholtz
