Petrus Hermannus HUGENHOLTZ

Petrus Hermannus HUGENHOLTZ

Eigenschaften

Art Wert Datum Ort Quellenangaben
Name Petrus Hermannus HUGENHOLTZ
Beruf predikant

Ereignisse

Art Datum Ort Quellenangaben
Geburt 3. Juli 1834 Rotterdam nach diesem Ort suchen
Tod 12. August 1911 Heemstede nach diesem Ort suchen
Heirat

Ehepartner und Kinder

Heirat Ehepartner Kinder

Maria Elisabeth MEES

Notizen zu dieser Person

Zijn moeder overleed bij zijn geboorte. Hij bezocht daar het Erasmiaans gymnasium. Vanaf 14 september 1852 staat hij ingeschreven als student in Utrecht. Al tijdens zijn proefpreek bleek dat hij wel wat voelde voor de moderne richting. Professor Vinke gaf op deze preek een zeer ongunstige kritiek en vader Hugenholtz, die het als een ijdele verwachting inzag dat zijn zoon het voetspoor zou volgen van de Utrechtse rechtzinnigheid, verklaarde: " Nu zie ik dat ge naar Leiden moet gaan". Aldus geschiedde en 22 september 1856 wordt hij als student in Leiden ingeschreven. Een jaar lang heeft hij zich toen volledig op zijn studie geworpen. Na zijn tweede voorstel gehouden te hebben, werd hij in augustus 1857 bevordert tot proponent door het provinciaal kerkbestuur van Zeeland. Op 19 mei 1858 trad hij in het huwelijk met , die een dochter was van Rudolf Adriaan Mees en Margarethe van Marken. Kort na zijn huwelijk, op 30 mei 1858, werd hij door zijn vader als predikant bevestigd in Hoenderlo met de woorden van Mattheüs 11: 5b: "Den armen word het evangelie verkondigd". Vervolgens hield hij zelf een preek over Lucas 2: 10: "Ziet, ik verkondig U grote blijdschap". Op 20 oktober nam hij afscheid van Hoenderlo (met 1 Corinthe III: 9a) en werd op 10 november van dat jaar bevestigd in Renswoude door zijn broer Philips Reinhard (1821-1889) (met 1 Corinthe III: 9a; intrede met 1 Corinthe XIV: 3). Aanvankelijk had hij de inwoners van Renswoude op zijn hand. Toen hij echter met pasen openlijk de lichamelijke opstanding van Jezus verloochende kreeg hij verscheidene leden van zijn Veluwse gemeente tegen zich. Gij gelooft niet dat Jezus werkelijk op zee gewandeld heeft, Gij gelooft niet dat Jezus werkelijk water in wijn verandert heeft, Gij gelooft niet dat Jezus werkelijk de doden in het leven heeft teruggeroepen. Ik geloof het zelf ook niet!! Na in mei 1862 bedankt te hebben voor een beroeping naar Leiden en een paar maanden later voor een naar Hoorn, nam hij wel de beroeping aan die in september vanuit Leeuwarden op hem gericht werd. Hij werd bevestigd door ds. Romeny, predikant aldaar (met 1 Corinthe XVI: 10b; intrede met 1 Corinthe XIII: 13; afscheid Renswoude 16 november met Romeinen XII: 11). Vanuit Friesland vertrok hij naar Amsterdam, waar hij bevestigd werd door zijn broer en geestverwant P.R. Hugenholtz (1821-1889) (met Marcus IX: 50b; intrede met Romeinen XIV: 5b; afscheid Leeuwarden 22 april met Openbaringen XIV: 6a). Tengevolge van de toenemende invloed van de rechtzinnigen in het kiescollege en de kerkeraad en de scherpe strijd tussen orthodoxen en modernen werd zijn positie steeds minder aangenaam. Vooral bij de aanneming en bevestiging van lidmaten ondervond hij sterke tegenstand. Aanvankelijk meende hij de vragen, daarbij voorgeschreven, in haar geheel gerust te kunnen voorleggen aan vrijzinnige leerlingen, maar bij uiteindelijk vond hij dat er een grote onwaarheid in stak. Toen verzoeken tot wijziging , gericht aan de synode, op niets uitliepen, diende een aantal predikanten het zgn "non-possumus" adres in. Ze verklaarden dat ze zich niet konden onderwerpen aan een voorgeschreven belijdenis. Uiteindelijk deed de synode in 1877 een wanhopige poging om de bevestigingsvragen te wijzigen. Op 21 september 1877 vond er samenkomst plaats van enkele leden van de Nederlands Hervormde gemeente van Amsterdam, bijeen geroepen door het comité van moderne predikanten en gemeenteleden in de N.H. kerk, om afgevaardigden tot dat comité te benoemen. Hier bleek dat volgens de broers Hugenholtz en enkele gemeenteleden de tijd rijp was om de kerk te verlaten. De broers hadden in die jaren heftige aanvallen in de kerkeraad te verduren gehad en werd er zelf enkele malen na afloop van hun preek luidkeels geprotesteerd door de dienstdoende ouderling. Daarbij kwam nog de weigering van zeventien rechtzinnige predikanten om moderne predikanten bij de aanname van de lidmaten terzijde te staan. Op 30 november werd door de broers en 141 gemeenteleden definitief besloten om met de kerk te breken en zelf een vereniging op te richten. Op 1 februari 1878 diende hij zijn ontslag in bij de kerkeraad. De motivering voor zijn breuk met de kerk vindt men in zijn brochure "Waarom gaan wij heen?", uit 1878. "Vreest niet Gij klein kuddeke!" met deze woorden sprak Hugenholtz op 3 februari d.a.v. zijn nieuwe gemeente toe in "Maison Stroucken", de eerste vergaderplaats. De gemeente telde toen ongeveer 300 uitgetredenen uit de kerk. Op 2 mei 1880 werd haar eigen gebouw in gebruik genomen, dat ongeveer 1500 personen kan bevatten. Ze zetten zelf een vorm van godsdienstonderwijs op, waarin in een vijfjarige cursus de godsdienst van Israël en het christendom uitvoerig wordt behandelt, een overzicht gegeven van de heidense religies en een schets van godsdienst en zedenleer. Voor wie de cursus om een of andere rede te lang duurde werd een tweejarige cursus gehouden, waar deze onderwerpen meer beknopt en eenvoudig werden samengevat. Beiden werden besloten met een eindexamen in aanwezigheid van het bestuur en de ouders van de leerlingen. De zondag daarop werden deze door Hugenholtz als voorzitter, tevens directeur van de godsdienstschool toegesproken, toegesproken en gevraagd of ze lid willen worden van de vrije gemeente. In het voorjaar van 1888 ondernam Hugenholtz een reis naar Amerika, waar zijn jongste broer zich gevestigd had; hij was bij zijn terugkeer bevrijdt van zijn ischias, waar hij altijd erg veel last van had en waarvoor hij al van alles geprobeerd had om er van af te komen. Op zijn reis die drie maanden duurde, woonde hij de vergadering van de Westelijke Unitariërs in Chicago en de Oostelijke te Boston, van de Free Religious Association en van de Society for Ethical Culture. Van de indrukken die hij op deed tijdens zijn reis schreef hij het boek "Licht en Schaduw". Ook in literair opzicht was hij breed ontwikkeld, zoals mede uit zijn boeken blijkt. Ook op sociaal gebied was hij in verschillende opzichten al in Leeuwarden begonnen, waarna hij zijn activiteit steeds verder uitbreidde. Zo hielp hij bij de totstandkoming van de "Vereeniging van openbare speelplaatsen". Van de socialistische beweging nam hij met belangstelling kennis, al waren er elementen in die hij sterk afkeurde. Heil zag hij in krachtige aaneensluiting van alle "echt-vrijzinnigen" tegenover de heilloze macht van het clericisme, volgens hem "thans de gevaarlijkste vijand der volksvrijheid". Als godsdienstleraar meende hij alleen langs ethische weg te kunnen proberen de klassenstrijd te temperen en de "coöperatie van ideeën" te bevorderen. Moderne theologen en predikanten werken hieraan volgens hem veel te weinig mee. Zes jaar lang was hij lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hij volgde nauwlettend de wereldcongressen van vrijzinnig theologen. Nog in 1907 vertegenwoordigde hij Nederland op het internationaal congres in Boston en vroeger ook op de congressen in Genève en Londen. Toen het congres in 1903 in Nederland werd gehouden, verwelkomde hij de buitenlanders, elk in hun eigen taal. Ook in de vergaderingen van de Nederlandse protestantenbond was hij een bekend figuur. Hij stond even fel tegenover de orthodoxie, als deze tegenover hem. Later zag hij in de kerk niets anders dan een vrije vereniging tot aanbeveling van godsdienstig leven naar eigen inzicht. Tevens was hij redacteur van het gemeenteblaadje "De stemmen uit de Vrije Gemeente" en ook in internationaal verband diende hij de zaak van het vrijzinnig Christendom. werken: * Benjamin Franklin. Amsterdam, 1871. * Levenslicht, een bloemlezing uit de religieuze geschriften van de wereldliteratuur * Licht en Schaduw (1888) * Ethisch Pantheïsme (1903) In het voorjaar van 1907 dwong een ernstige ziekte hem ontslag te nemen als voorganger van de vrije gemeente. Hij was zelfs niet instaat om zijn afscheidsrede te houden; daarom stuurde hij deze rond met als motto 1 Corinthe XIII: 13. Gedurende zijn laatste levensjaar woonde hij met zijn vrouw en dochter op de grens van Heemstede onder Haarlem, waar hij enige tijd later overleed. Hij bleef actief tot aan zijn dood. Hij was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Datenbank

Titel Gerard Hugenholtz family
Beschreibung My ancestors and related family Hugenholtz; Kuyper; Lehmkuhl; Grutter; Geesink; Reuver; Emigholz etcetera
Hochgeladen 2013-01-11 00:12:25.0
Einsender user's avatar Gerard Hugenholtz
E-Mail gerard@hugenholtz.net
Zeige alle Personen dieser Datenbank

Kommentare

Ansichten für diese Person