Wicher Roelofs AKSE

Wicher Roelofs AKSE

Eigenschaften

Art Wert Datum Ort Quellenangaben
Name Wicher Roelofs AKSE

Ereignisse

Art Datum Ort Quellenangaben
Geburt etwa 1795

Ehepartner und Kinder

Heirat Ehepartner Kinder

Fijgje Alberts van der HEIDE

Notizen zu dieser Person

Een ondernemende Akse als tolgaarder Overgenomen uit: "De totstandkoming van een tol op de Gasthuisdijk", eenpublicatie in de reeks Historische Mededelingen van de oudheidkundigevereniging Steenwijk 1986 3e jg nr 4 blz. 18-22, geschreven door W.Scheenstra (adres auteur toen Looweg 6, 8331 EX Steenwijk,0521-513482) Voor Steenwijk en (verre) omgeving waren eind 18e eeuw, begin 19e eeuw,waterwegen van veel groter belang dan de wegverbindingen. Het vervoervan goederen, turf was het belangrijkste produkt, vond voor het overgrotedeel over water plaats. De stad hief dan ook op verschillende plaatsenverlaat-, brug-, watertol- en diepgelden, die door de magistraat werdenverpacht. Vanaf 1636 was het Steenwijkerdiep aan de heffing van tolgelden,het zogenaamde diepgeld, onderworpen. In de loop van de negentiende eeuw namen het verkeer en vervoer over deweg steeds toe en ontstond er behoefte aan verharde wegen. De verhardingvan wegen en het beheer en onderhoud daarvan gingen vrijwel steedsgepaard met het heffen van tol. De eerste tolweg in Steenwijk, gelegen ophet grondgebied van de gemeente Steenwijkerwold en in eigendom, beheeren onderhoud toebehorend aan de gemeenten Steenwijk was deGasthuisdijk. Het heffen van tol op deze weg kwam tot stand op particulierinitiatief. Op 4 september 1819 schrijft Wicher Roelofs (Akse) te Zuidveen eenuitvoerige brief aan de 'Magistraat der stad Steenwijk'. Hij constateert dat destad jaarlijks veel kosten moet maken voor het onderhoud van de Gasthuisdijk.Omdat hij aan deze Gasthuisdijk woont, biedt hij aan om tegen een jaarlijksebetaling van drie goudguldens het gedeelte van de dijk dat aan de stad ineigendom toebehoort, in goede staat te zullen houden. De 'bossen endoornen' langs de dijk zal hij afhakken en aan weerszijden ervan zal hij eensloot graven. Met het uitgegraven zand kan de weg dan verbreed enopgehoogd worden. Als tegenprestatie verlangt hij van de stad toestemmingom tot wederopzeggens een tolhek te plaatsen en van ieder passerend rijtuigeen stuiver tol te heffen. De gemeenteraad van Steenwijk, die slechts met veel moeite de eindjes aanelkaar kan knopen, besluit aan het verzoek van Akse zijn medewerking teverlenen. Op 9 september 1819 wordt het raadsbesluit 'ter approbatie' naarGeduputeerde Staten van Overijssel gezonden. Gedeputeerde Staten gunnen zich ruim de tijd: pas op 25 juli 1820 volgt eenreaktie in de vorm van een aantal aan de raad gerichte vragen. Zij willennamelijk graag weten: a. of de Gasthuisdijk uitsluitend eigendom van de stad is; b. of de Gasthuisdijk, hoewel geen postweg zijnde, voor algemeen gebruikbestemd is; c. indien de Gasthuisdijk geen openbare weg is, of er soms personen zijn diehet recht van passage hebben; d. of de stad het recht heeft de weg te sluiten. De Raad van Steenwijk heeft maar weinig tijd nodig om GedeputeerdeStaten te informeren. Op 13 augustus 1820 worden de volgendeantwoorden verzonden. 1. De Gasthuisdijk is in voorgaande jaren steeds eigendom van de stadgeweest en staat ingeschreven in het register van Stadsdomeinen. Degronden van de dijk en de houtopstand worden verhuurd of verpacht tenvoordele van de stad, bijv. aan Wicher Wichers te Zuidveen, die voor eenklein gedeelte van de weg als 'legplaats' voor mest jaarlijks dertig centgrondpacht betaalt. 2. De weg is openbaar, evenals de weg van Klosse te Wanneperveen, waareen tolhek aanwezig is. 3. Er is niemand die een speciaal 'regt van Passage' heeft. 4. De stad Steenwijk heeft het recht de dijk te sluiten, omdat ook ThomasKlosse dat recht heeft voor het gedeelte van de weg dat door de Roekebosen over zijn land loopt. De stad kan zich door de verpachting van de tol nuredelijk schadeloos stellen voor de onderhoudskosten van de dijk. De dijkwordt trouwens, integenstelling tot vroeger toen men langs de Blauwe Handen Giethoorn ging, steeds intensiever gebruikt. De gedeputeerden zijn met dit antwoord nog niet tevreden. Op 12september 1820 stellen zij aan de vroedschap van Steenwijk de vraagwanneer de gronden bij de Gasthuisdijk zijn afgegraven en of sedertdien dedijk voor algemene passage heeft gediend en bij tijd en wijle gesloten isgeweest. Op 17 oktober 1820 volgt het antwoord: "Volgens de beste overleveringen heeft het Gasthuis in Steenwijk, dat zeerrijk was aan landerijen achter Zuidveen en de Dwarssloot, de dijk latenaanleggen om de huurders of gebruikers van de achterste percelengelegenheid te geven op hun land te komen, zonder over het land vanandere huurders te hoeven rijden. Deze 'Gasthuislanden' zijn later met deoverige Stadsdomeinen verenigd. Er is echter tevergeefs gezocht naar eenabsoluut bewijs, waaruit het juiste tijdstip van de wegaanleg blijkt. Het ismogelijk dat er geen aantekening van is gehouden. Het kan ook zijn dat debetreffende papieren zijn zoekgeraakt. Naar Van Meeterens beschrijving overde belegering van Steenwijk door 'den afvallige Grave van Rennenberg' zalde afgraving waarschijnlijk hebben plaatsgevonden tussen de jaren 1580 en1690. In 1580 was de weg nog niet aanwezig, omdat men wel vermelddedat er een weg liep door Giethoorn en over Nijeveen; van de Gasthuisdijkwas toen nog geen sprake. De stad is wel in het bezit van een in 1690gesloten contract met Roelof Jansen Kibbestijl over het onderhoud van eengedeelte van de Gasthuisdijk. Hieruit blijkt dat de weg toen wel bekend was.Voordien was de weg van weinig belang. Er werd geen schouw gehouden;het gebruik was gering en 's winters was de weg onbegaanbaar. Depostroute liep toen vanaf Steenwijk over Nijeveen en Meppel of overGiethoorn." Op 8 november 1820 verlenen Gedeputeeerde Staten van Overijsseltoestemming om op de Gasthuisdijk een tolhek te plaatsen en voor depassage tol te heffen. De gemeenteraad van Steenwijk stelt voor deinvordering van tolgelden op 9 februari 1821 een reglement en condities vast.Wicher Roelofs Akse krijgt voor een periode van 25 jaar het recht om op deGasthuisdijk tol te heffen. De in de naburige gemeenten gebruikelijke tarievenworden van toepassing verklaard. Voor een 'los' lopend paard wordt 1 stuiverof 5 cent geheven, terwijl voor een paard en 'chais', voor een rijtuig metmeerdere paarden voor ieder paard afzonderlijk en voor een koe of hoornveeboven twee jaren eenzelfde bedrag is verschuldigd. Verder is bepaald dat de tolgelden voor Wicher Roelofs Akse zijn bestemd.Hij moet echter zelf zorgen voor de plaatsing van een goed geschilderdnieuw tolhek, met een overstap voor voetgangers, en hij dient het geheel ingoede staat te houden. Als pacht moet hij jaarlijks drie goudguldens of vier gulden en twintig centbetalen. Hij krijgt het recht om op de Gasthuisdijk vee te weiden en hooi tewinnen. De dijk behoort hij in goede staat te houden en aan beide zijden moeteen puntersloot worden gegraven, te beginnen bij de Gasthuisbrug eneindigend in Zuidveen. Deze sloot zal jaarlijks over een lengte van honderdroeden moeten worden gegraven. Daarna zal jaarlijks over een gelijke lengteeen sloot moeten worden gegraven vanaf de Gasthuisbrug tot deKlosseweg. Met het uitgegraven zand moet de dijk zes duim wordenopgehoogd. Het bij het onderhoud vrijkomende hout mag hij zelf houden ofverkopen. Het onderhoud van de Gasthuisbrug, met de brugleuningen, blijft ten lastevan de stad Steenwijk. Indien de tolgaarder in gebreke blijft om aan zijn verplichtingen te voldoen danheeft het gemeentebestuur altijd nog een stok achter de deur. Te allen tijdekan het op kosten van de tolgaarder gebreken laten verhelpen.En tenslotte:het contract kan met een opzegtermijn van een maand, dat geldt voor beidepartijen, worden beeindigd. Hiermee zijn alle formaliteiten vervuld en WicherRoelofs Akse kan zijn werk als tolgaarder op de Gasthuisdijk beginnen.

Overgenomen uit: "De totstandkoming van een tol op deGasthuisdijk", een publicatie in de reeks Historische Mededelingenvan de oudheidkundige vereniging Steenwijk 1986 3e jg nr 4 blz.18-22, geschreven door W. Scheenstra (adres auteur toen Looweg 6,8331 EX Steenwijk, 0521-513482) Voor Steenwijk en (verre) omgeving waren eind 18e eeuw, begin 19eeeuw, waterwegen van veel groter belang dan de wegverbindingen.Het vervoer van goederen, turf was het belangrijkste produkt, vondvoor het overgrote deel over water plaats. De stad hief dan ook opverschillende plaatsen verlaat-, brug-, watertol- en diepgelden, diedoor de magistraat werden verpacht. Vanaf 1636 was hetSteenwijkerdiep aan de heffing van tolgelden, het zogenaamdediepgeld, onderworpen. In de loop van de negentiende eeuw namen het verkeer en vervoerover de weg steeds toe en ontstond er behoefte aan verharde wegen.De verharding van wegen en het beheer en onderhoud daarvangingen vrijwel steeds gepaard met het heffen van tol. De eerstetolweg in Steenwijk, gelegen op het grondgebied van de gemeenteSteenwijkerwold en in eigendom, beheer en onderhoud toebehorendaan de gemeenten Steenwijk was de Gasthuisdijk. Het heffen van tolop deze weg kwam tot stand op particulier initiatief. Op 4 september 1819 schrijft Wicher Roelofs (Akse) te Zuidveen eenuitvoerige brief aan de 'Magistraat der stad Steenwijk'. Hij constateertdat de stad jaarlijks veel kosten moet maken voor het onderhoud vande Gasthuisdijk. Omdat hij aan deze Gasthuisdijk woont, biedt hijaan om tegen een jaarlijkse betaling van drie goudguldens hetgedeelte van de dijk dat aan de stad in eigendom toebehoort, ingoede staat te zullen houden. De 'bossen en doornen' langs de dijkzal hij afhakken en aan weerszijden ervan zal hij een sloot graven.Met het uitgegraven zand kan de weg dan verbreed en opgehoogdworden. Als tegenprestatie verlangt hij van de stad toestemming omtot wederopzeggens een tolhek te plaatsen en van ieder passerendrijtuig een stuiver tol te heffen. De gemeenteraad van Steenwijk, die slechts met veel moeite deeindjes aan elkaar kan knopen, besluit aan het verzoek van Akse zijnmedewerking te verlenen. Op 9 september 1819 wordt hetraadsbesluit 'ter approbatie' naar Geduputeerde Staten vanOverijssel gezonden. Gedeputeerde Staten gunnen zich ruim de tijd: pas op 25 juli 1820volgt een reaktie in de vorm van een aantal aan de raad gerichtevragen. Zij willen namelijk graag weten: a. of de Gasthuisdijk uitsluitend eigendom van de stad is; b. of de Gasthuisdijk, hoewel geen postweg zijnde, voor algemeengebruik bestemd is; c. indien de Gasthuisdijk geen openbare weg is, of er soms personenzijn die het recht van passage hebben; d. of de stad het recht heeft de weg te sluiten. De Raad van Steenwijk heeft maar weinig tijd nodig omGedeputeerde Staten te informeren. Op 13 augustus 1820 wordende volgende antwoorden verzonden. 1. De Gasthuisdijk is in voorgaande jaren steeds eigendom van destad geweest en staat ingeschreven in het register vanStadsdomeinen. De gronden van de dijk en de houtopstand wordenverhuurd of verpacht ten voordele van de stad, bijv. aan WicherWichers te Zuidveen, die voor een klein gedeelte van de weg als'legplaats' voor mest jaarlijks dertig cent grondpacht betaalt. 2. De weg is openbaar, evenals de weg van Klosse te Wanneperveen,waar een tolhek aanwezig is. 3. Er is niemand die een speciaal 'regt van Passage' heeft. 4. De stad Steenwijk heeft het recht de dijk te sluiten, omdat ookThomas Klosse dat recht heeft voor het gedeelte van de weg dat doorde Roekebos en over zijn land loopt. De stad kan zich door deverpachting van de tol nu redelijk schadeloos stellen voor deonderhoudskosten van de dijk. De dijk wordt trouwens,integenstelling tot vroeger toen men langs de Blauwe Hand enGiethoorn ging, steeds intensiever gebruikt. De gedeputeerden zijn met dit antwoord nog niet tevreden. Op 12september 1820 stellen zij aan de vroedschap van Steenwijk devraag wanneer de gronden bij de Gasthuisdijk zijn afgegraven en ofsedertdien de dijk voor algemene passage heeft gediend en bij tijden wijle gesloten is geweest. Op 17 oktober 1820 volgt het antwoord: "Volgens de beste overleveringen heeft het Gasthuis in Steenwijk, datzeer rijk was aan landerijen achter Zuidveen en de Dwarssloot, dedijk laten aanleggen om de huurders of gebruikers van de achterstepercelen gelegenheid te geven op hun land te komen, zonder overhet land van andere huurders te hoeven rijden. Deze'Gasthuislanden' zijn later met de overige Stadsdomeinen verenigd.Er is echter tevergeefs gezocht naar een absoluut bewijs, waaruit hetjuiste tijdstip van de wegaanleg blijkt. Het is mogelijk dat er geenaantekening van is gehouden. Het kan ook zijn dat de betreffendepapieren zijn zoekgeraakt. Naar Van Meeterens beschrijving over debelegering van Steenwijk door 'den afvallige Grave van Rennenberg'zal de afgraving waarschijnlijk hebben plaatsgevonden tussen dejaren 1580 en 1690. In 1580 was de weg nog niet aanwezig, omdatmen wel vermeldde dat er een weg liep door Giethoorn en overNijeveen; van de Gasthuisdijk was toen nog geen sprake. De stad iswel in het bezit van een in 1690 gesloten contract met Roelof JansenKibbestijl over het onderhoud van een gedeelte van de Gasthuisdijk.Hieruit blijkt dat de weg toen wel bekend was. Voordien was de wegvan weinig belang. Er werd geen schouw gehouden; het gebruik wasgering en 's winters was de weg onbegaanbaar. De postroute lieptoen vanaf Steenwijk over Nijeveen en Meppel of over Giethoorn." Op 8 november 1820 verlenen Gedeputeeerde Staten van Overijsseltoestemming om op de Gasthuisdijk een tolhek te plaatsen en voorde passage tol te heffen. De gemeenteraad van Steenwijk stelt voorde invordering van tolgelden op 9 februari 1821 een reglement encondities vast. Wicher Roelofs Akse krijgt voor een periode van 25jaar het recht om op de Gasthuisdijk tol te heffen. De in de naburigegemeenten gebruikelijke tarieven worden van toepassing verklaard.Voor een 'los' lopend paard wordt 1 stuiver of 5 cent geheven, terwijlvoor een paard en 'chais', voor een rijtuig met meerdere paardenvoor ieder paard afzonderlijk en voor een koe of hoornvee boventwee jaren eenzelfde bedrag is verschuldigd. Verder is bepaald dat de tolgelden voor Wicher Roelofs Akse zijnbestemd. Hij moet echter zelf zorgen voor de plaatsing van een goedgeschilderd nieuw tolhek, met een overstap voor voetgangers, en hijdient het geheel in goede staat te houden. Als pacht moet hij jaarlijks drie goudguldens of vier gulden en twintigcent betalen. Hij krijgt het recht om op de Gasthuisdijk vee te weidenen hooi te winnen. De dijk behoort hij in goede staat te houden enaan beide zijden moet een puntersloot worden gegraven, te beginnenbij de Gasthuisbrug en eindigend in Zuidveen. Deze sloot zal jaarlijksover een lengte van honderd roeden moeten worden gegraven.Daarna zal jaarlijks over een gelijke lengte een sloot moeten wordengegraven vanaf de Gasthuisbrug tot de Klosseweg. Met hetuitgegraven zand moet de dijk zes duim worden opgehoogd. Het bijhet onderhoud vrijkomende hout mag hij zelf houden of verkopen. Het onderhoud van de Gasthuisbrug, met de brugleuningen, blijft tenlaste van de stad Steenwijk. Indien de tolgaarder in gebreke blijft om aan zijn verplichtingen tevoldoen dan heeft het gemeentebestuur altijd nog een stok achter dedeur. Te allen tijde kan het op kosten van de tolgaarder gebrekenlaten verhelpen. En tenslotte: het contract kan met een opzegtermijnvan een maand, dat geldt voor beide partijen, worden beeindigd.Hiermee zijn alle formaliteiten vervuld en Wicher Roelofs Akse kanzijn werk als tolgaarder op de Gasthuisdijk beginnen.

Datenbank

Titel
Beschreibung
Hochgeladen 2005-12-05 13:50:13.0
Einsender user's avatar Anton Van Melzen
E-Mail a.vanmelzen@wanadoo.nl
Zeige alle Personen dieser Datenbank

Kommentare

Ansichten für diese Person