Notizen zu dieser Person
Zijn eerste schooljaren bracht hij door in zijn geboortestad en vertrok in 1774 naar Utrecht, waar hij de Hoge School bezocht (zijn naam komt echter niet voor in het Alb. Stud.). Op 5 september werd hij met goed gevolg praeparatoir geëxamineerd door de classis Buren en op 6 maart 1781 peremptoir door die van Utrecht. Op 8 april van dat jaar werd door zijn vader in Jutphaas bevestigd (met Johannes XV: 9 en 10; intrede met 2 Corinthe V: 20). Op 3 november 1782 nam hij afscheid van Jutphaas met de woorden Prediker 12: 13 en 14. Hij werd beroepen naar Kampen op 10 juni 1782 en bevestigd in Kampen op 1 december 1782 door ds.Jacobus Johannes van Doorne (predikant in Kampen) (met 2 Corinthe IV: 1 en 2, intrede met Mattheüs 28: 18b,19 en 20). Op 22 november werd hij beroepen naar Nijmegen en werd daar op 5 december 1784 bevestigd door ds. W.L.Krieger, predikant in Nijmegen (met 2 Timotheus I: 14; intrede m. Fil. IV: 13). Hij nam afscheid van Kampen op 14 november 1784 (met Openbaringen XXII: 12 en 13). Op 7 december 1790 werd hij beroepen naar Amsterdam, waarna hij op 27 februari 1791 afscheid nam van Nijmegen met Jacobus 1: 22 tot 25 en werd op 13 maart 1791 in Amsterdam bevestigd door de Amsterdamse predikant ds. S.J. van de Wijnperse (met Johannes XII: 26a;intrede op 16 maart met Johannes XIII: 15-17). In mijn bezit is een gedicht dat door zijn broer Johannes (1755-1816) is gemaakt ter gelegenheid van zijn huwelijk met Elberta Elisabeth ter Bruggen. Hij behoorde tot de 15 predikanten in Amsterdam, die in 1797 weigerden de eed van burgertrouw af te leggen, wat door de volksrepresentanten van hen werd geëist. Daarom werden ze allemaal uit het ambt gezet. In juli 1797 sloeg hij een beroep naar Grave af "om redenen die voor hem belangrijk waren" en werd een op hem uitgebracht beroep naar Werkhoven niet goedgekeurd door het comité van Algemeene Welzijn. In zijn herdenkingspreek van 1816 ( hij was vijfentwintig jaar geleden naar de hoofdstad gekomen) herinnerde hij aan deze zeven en een half jaar durende periode van ambteloosheid. Over wat hij in die periode had meegemaakt wilde hij liever niets kwijt. Het portret van hem is uitgegeven door F. Groenewoud in Amsterdam. werken: * Psalm XLII met een leerrede over Gal VI:14 (ter gedachtenis van 25 jarige dienst te Amsterdam. Uitgesproken op 17 maart 1816). Amsterdam, 1816. De preek is aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek.
Gerard
Hugenholtz
